Menu text, no JavaScript Log in  Deze pagina in het NederlandsDiese Seite auf DeutschThis page in English - ssssCette page en FrançaisEsta página em Portuguêsnaar boventerug
Arnold Schunck erft en trekt uiteindelijk naar Heerlen

Arnold Schunck erft en trekt uiteindelijk naar Heerlen

door Pierre Schunck

Kettenis bij Eupen, 1865. Soms is deze streek Duitsland, dan weer België. De wever Nicolas Severin Schunck sterft. Een van zijn zoons, Severin Joseph, zet de ouderlijke weverij voort. Diens broer Arnold verhuist eerst naar Hauset en uiteindelijk naar Heerlen.

Vader Nikolaus Severin Schunck is 66 jaar oud.
Hij is ziekelijk en lijdt aan stoflongen (een weversziekte). Hij stierf in 1865 - hij was een godvruchtige man die hield van zijn beroep, of, zoals hij het zelf noemde, zijn „artisanaat“. Hij zou niets liever hebben gezien dan dat zijn zoons met hem aan het weefgetouw hadden gezeten en behoorlijke handgeweven stoffen hadden gemaakt.
Maar het kwam anders. De oudste, Nicolas, werkte in Aken bij vreemden aan de vervloekte ijzeren „Katzowwen“ (mechanische weefgetouwen, waarschijnlijk een verbastering van het Vlaamse woord getouwen. Immers de weefkunst kwam uit Vlaanderen).
Wilhelm was ver weg in Rusland.
Arnold, mijn grootvader, droomde ervan naar New Orleans te emigreren, waar zijn vriend Kops een mechanische werkplaats had.
Ludwig wist niet wat hij wilde, maar hij voelde er wel voor, samen met Arnold naar Amerika te emigreren.



Severin Joseph Schunck

Alleen Severin Joseph werkte braaf en trouw met zijn vader aan het weefgetouw. Hij wilde het ouderlijk bedrijf voortzetten, maar zowel hij als zijn broers en zussen wisten dat dit alleen mogelijk zou zijn als hij zou mechaniseren en stoomkracht inzetten. Om dat te bereiken, had Severin geld gespaard.
Zijn mede-erfgenamen wilden dit bespaarde geld niet ontnemen. Maar dat maakte de verdeling van de erfenis erg moeilijk. Hoewel er vaste activa waren (een huis, een werkplaats met verouderde apparatuur), maar geen liquide middelen.
Pas drie jaar later, wanneer Wilhelm terugkeert uit Russisch Polen, komt er een oplossing voor het erfprobleem.

In 1868 werd besloten als volgt:
De broer Severin wordt eigenaar van de weverij en het huis in Kettenis.
Severin Josef moet na vijf jaar aan iedere andere erfgenaam 1000 Rheinische Taler betalen.

De zonen, die in het bedrijf van de overleden vader zonder enige andere vergoeding dan voedsel en onderdak hadden gewerkt, zou hij meteen een handweefsel geven en na de vijf jaar een verdere vergoeding in de vorm van weefsels, die hij zelf zou gaan weven.
Vader Nicolas Severin leefde niet in een gunstige tijd. Vanwege de overgang van het hertogdom Limburg naar het koninkrijk Pruisen, moest hij op zoek naar andere bronnen voor zijn grondstoffen en probeerde hij een nieuw afzetgebied te vinden.
Maar de zoon Severin Joseph viel om zo te zeggen „met zijn neus in de allerbeste boter“. Vanaf 1870 was Duitsland niet langer gedeeld. Een grote industriële opbloei was het gevolg. De weefkunst had een nieuwe, grote markt gevonden. Dit duurde tot 1873.
Severin Joseph had er ten volle van geprofiteerd. Hij was in staat om aan al zijn verplichtingen jegens zijn mede-erfgenamen te voldoen.
Mijn grootvader kreeg zijn stoffen en bovendien gaven zijn twee broers die in het Russische Polen (Białystok) waren, hem hun houten weefgetouwen. In ruil daarvoor zou hij de stoffen verkopen, waar ze recht op hadden, en hun de opbrengst geven.



Kupfermühle Hauset

Mijn grootvader verhuisde met zijn broer Ludwig naar Hauset, waar ze hun kost probeerden te verdienen in een lege molen (de Kupfermühle). Dat was al in 1866. Ze hadden geen middelen om garen te kopen en opdrachten te financieren. Daarom hadden ze iets anders verzonnen: ze verfden en appreteerden garens en stoffen voor de industrie. Dat kan men doen zonder al te veel viel liquide middelen in te zetten.
Zie voor meer details: 1866-1872 Kupfermühle



Carte de semaine

Weekkaart voor de Wereldtentoonstelling in Parijs 1867, geldig tot 14 oktober voor de heer A. Schunck
Op dat moment was Arnold 25 jaar oud.

Toen de stoffen echter in 1874 of 1872 ter beschikking kwamen (het jaartal is in het manuscript verbeterd en onleesbaar), was de economie tijdelijk ongunstig voor deze markt. De grote productiviteit van Eupen en Aken na 1870 schaadde de textielindustrie van Verviers. Daar zat men op de niet-verkochte voorraden. Die werden na 1873 tegen dumpingprijzen op de markt gegooid en mijn arme grootvader en Ludwig zaten „ernaast“ met hun geverfde stoffen.
Voor de verkoop van de stoffen werd echter een oplossing gevonden die daadwerkelijk de aanzet gaf tot de oprichting van de winkel Schunck in Heerlen.
De textielhandel Schunck
Het glazen paleis Schunck, Heerlen (NL) behoort tot de Nederlandse top 13 van 's werelds duizend belangrijkste gebouwen in de 20e eeuw.

De textielhandel Schunck
Het Glaspaleis wordt een monument. Het Glaspaleis Schunck, Heerlen (NL) behoort tot de Nederlandse top 13 van 's werelds duizend belangrijkste gebouwen in de 20e eeuw.