|
|
|
|
|
Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu
Eddy Meulenberg was bij de capitulatie van het Nederlandse leger in mei 1940 dienstplichtig sergeant. Hij was lid van de Knokploeg Nijmegen, samen met onder meer zijn vrienden Jules Moormann, George Muskens en Hens Hekking. Omdat Eddy in 1943 (zie hieronder) weer in krijgsgevangenschap moest, bestond die knokploeg al daarvóór, zodat we hem tot het vroeg verzet rekenen.
In 1943 moesten de Nederlandse militairen terug in krijgsgevangenschap. Onder andere omdat de Duitsers werkkrachten nodig hadden voor de industrie, waar immers een groot deel van de mannen ontbrak. Veel Nederlandse militairen waren inmiddels in het verzet actief geworden. Sommigen doken onder, maar anderen vreesden represailles tegen hun familie en gaven gehoor aan die oproep. Ook Meulenberg diende hij zich op 10 juni in de Frieslandkazerne te Assen te melden.
Nog diezelfde dag vertrok hij in een transport van 520 man en arriveerde twee dagen later in Stammlager XI-a Altengrabow. [1] Op 12-6-1943 werd hij in Stalag XI-a Altengrabow geregistreerd als krijgsgevangene nummer 107104. In Altengrabow volgden meerdere weken waarin de onderofficieren op allerlei manieren onder druk werden gezet om toch vooral voor de Duitsers te gaan werken. Zo kregen ze erg weinig en buitengewoon slecht eten, moesten ze voortdurend exerceren of sport beoefenen, werden ze onder zeer slechte omstandigheden gehuisvest in tochtige, koude paardenstallen en werd hun elke vorm van post en pakketten geweigerd.
Conform de Conventie van Genève was het onderofficieren niet verplicht om te gaan werken. Het grootste deel van de Nederlandse onderofficieren heeft daarom het hun opgedragen werk stelselmatig geweigerd, ondanks alle pressie die op hen werd uitgeoefend. Ook Ed Meulenberg heeft het werk geweigerd.
Uiterlijk in december 1943 zijn de meeste Nederlandse onderofficieren uit het hoofdkamp van Stalag XI-a Altengrabow overgebracht naar het 3,56 km zuidwestelijk gelegen strafkamp Stalag XI-a/z Groß Lübars. Dit strafkamp was opgezet als Lazarettkamp voor Russische krijgsgevangenen, nadat er in het hoofdkamp onder de Russen een TBC epidemie uitgebroken was. Deze Russen bivakkeerden onder erbarmelijke omstandigheden en kregen nauwelijks verzorging.
Hoewel de omstandigheden hier niet veel beter waren dan in het hoofdkamp, kregen de Nederlanders hier wel de mogelijkheid om post en pakketten te ontvangen. Met de inhoud van die pakketten kon de Duitse bewaking worden omgekocht, zodat er van alles georganiseerd kon worden, waaronder extra en betere voeding.
In Groß Lübars is één Nederlandse krijgsgevangen onderofficier overleden. Het sterftecijfer onder de Russen (ca 1054), Polen (359) en Italianen (235) lag aanzienlijk hoger.
Bij het naderen van de Amerikanen uit het westen en het Rode Leger uit het oosten, capituleerden de Duitsers op 1 mei 1945. Kort daarop werden de Nederlanders op open vrachtwagens naar een Amerikaans opvangkamp in Hildesheim vervoerd. De zieken werden per vliegtuig naar hospitalen in Frankrijk en België overgevlogen. De overigen gingen per trein naar Eindhoven, waar ze op 9 mei 1945 aankwamen.
Rang bij overlijden: 2e luitenant Algemene Dienst Militair Gezag
Bron: Eric van der Most. [2]
Ook hij kwam ziek terug in Nederland. Op 4 juli 1945 is hij aan die ziekte in Nijmegen overleden.
Begraven op Vredehof in Nijmegen. [3]
Voetnoten